Wij komen uit Hoebie-boebie

Op ons vakantieadres in Spanje zijn de buren naast ons gearriveerd. De man stapt zonder shirt uit de auto, draagt een grote zonnebril, gouden ketting en een tattoo in de nek. De vrouw is latex-bruin en haar korte blonde haar is druipend in het vet naar achteren gekamd. Ze draagt een knalrood jurkje aan, waar zulke dunne benen en armen uitkomen, dat ik vermoed dat ze sinds de pubertijd niet meer gegeten heeft. Gelukkig draagt ze om haar magere polsje een rolex, want anders waren ze in Ethiopië vast een inzamelingsactie voor haar begonnen. Ze groeten ons met een knik en beginnen onderling de volgende conversatie:
‘Waar es mijn telefoon?’
‘Daarro.’
‘Waarro?’
‘Kijk uit je doppen man. Hij leg daarro!’
‘Oh verrek. Hij es hierro.’
Op zo’n moment schaam ik mij ervoor om Nederlander te zijn en ik converseer met mijn man in het engels tot het moment dat er vreemde kreeften voorbijlopen. Bij nadere bestudering blijken het roodverbrande, her en der doorbakken Engelsen te zijn. We stoppen met het engels praten. Duits willen we niet praten want daarmee willen we niet geassocieerd worden. Duitsland heeft ten slotte twee wereldoorlogen in een rij verloren. Frans, Zweeds en Noors spreken we niet. Ten einde raad gaan we over op hoebie-boebie taal. Een mengeling tussen gebarentaal en een zacht ‘die’ en ‘dat’. De buren op de camping kijken vreemd op, maar dat geeft niet. Want wij horen er niet bij. We komen uit Hoebie-boobieland.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *